Showing posts with label Argentinian New Wave. Show all posts
Showing posts with label Argentinian New Wave. Show all posts

Sunday, 12 May 2013

Nieuwe Latijns-Amerikaanse cinema ‘waved’ nog steeds

Nieuwe Latijns-Amerikaanse cinema ‘waved’ nog steeds

Net terug van enkele dagen Utrecht, waar ik was voor het Latin American Film Festival (LAFF). Het was mijn eerste keer als bezoeker en ook meteen als vrijwilliger op dit festival. In het begin even wennen, omdat het een totaal ander festival is dan wat ik tot nu gewend was (bijvoorbeeld het IFFR). Het is een klein festival dat zich helemaal op 1 locatie voltrekt en de vrijwilligers zijn bijvoorbeeld veelal antropologie studenten (de focus bij die studie aan de Universiteit Utrecht ligt namelijk op Latijns-Amerika), en doen in eerste plaats mee als vrijwilliger vanuit die antropologische interesse, de liefde voor een taal of affiniteit met een bepaald land, in plaats van vanuit een enorme liefde voor film. Voor veel van de bezoekers is dit ook het geval: doordat de nadruk op Latijns-Amerika ligt, lijkt het soms het bij het festival al gauw gaat om film als middel om te reflecteren op een (met name politieke) context, dan dat het om film gaat als autonoom kunstwerk. Desalniettemin bleek dat het festival toch een gevarieerd programma biedt van documentaires, politiek, Latijns-Amerikaanse sfeer en enorm interessante speelfilms, zowel op formalistisch als thematisch niveau.

Een festival enkel over Latijns-Amerikaanse cinema is natuurlijk zo gek niet: op andere festivals blijkt Latijns-Amerikaanse cinema de afgelopen paar jaar ‘booming’, denk aan de – dit jaar met No afgesloten – trilogie van de Chileen Pablo Larraín en vooral de enorm groeiende Argentijnse cinema. Op het festival zien we dit laatste ook terug in de aantallen films die uit dit land te zien zijn: Argentinië loopt voorop met een stuk of 11 (waaronder ook enkele oudere films, maar dat terzijde), gevolgd door Chili en Mexico. Niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief blijken de Argentijnse films succesvol: Beauty (Nosilatiaj. La Belleza) (Daniela Seggario, 2012) ging er met de Latin Angel Jury Award vandoor, terwijl Infancia Clandestina (Benjamin Ávila, 2012) zowel de publieksprijs als de Latin Angel Youth Award (gekozen door de jongerenjury) won. Op de valreep lukte het me om deze laatste film nog te zien: mooi verhaal over een jongen die zijn gezin kapot zien gaan aan het politiek activisme en het onvermogen om te leven in ‘het nu’ van zijn ouders, terwijl hij duidelijk het liefst gewoon kind wil zijn. Politieke verhalen blijken altijd sterk als het op de achtergrond speelt (zoals in de trilogie van Pablo Larraín) of als het gezien wordt vanuit het perspectief van een buitenstaander of een onwetend kind: de 11-jarige Juan/Esteban is zich dan juist wel degelijk bewust van de – gevaarlijke - situatie waarin zijn gezin zich bevindt, maar neemt toch de positie van buitenstaander in omdat hij in het politiek activisme van zijn ouders verwikkeld raakt, iets dat niet zijn eigen keuze is en daarom zal hij zich daar ook op een geven moment tegen gaan verzetten.

Geen lichte kost, zo blijkt met veel van de films op het programma: de jonge honden (ironisch genoeg een element dat vaak terugkeert in de films) van de Latijns-Amerikaanse cinema reflecteren op het nog niet afgesloten verleden van dictaturen en alle slachtoffers, politieke toestanden, corruptie en martelingen die daarmee verbonden zijn. In veel opzichten doen de jonge Argentijnen daarmee denken aan de filmmakers van de Neue Deutsche Welle: ze belichamen de generatie ná al dat wat heeft plaatsgevonden en kunnen dankzij die afstand reflecteren op het verleden. In het claustrofobische Carne de Perro (Fernando Guzzoni, 2012), voornamelijk een Chileense productie, krijgen we bijvoorbeeld niet de psychologie en het trauma van een slachtoffer, maar van een dader: Alejandro was vroeger martelaar en zit na het vallen van het regime vol woede. De camera zit hem dicht op de huid en we volgen hem in zijn dagelijkse bezigheden, zonder dat we hem over het algemeen dusdanig een handeling zien uitvoeren. Iedere tegenslag leidt echter tot een driftbui en een duidelijke ‘anxiety’ van zijn kant. Ook de (oudere) films gekozen door de critici, met name Garage Olimpo (Marco Bechis, 1999) en La Rabia (Albertina Carri, 2008), zijn heftig. Het Mexicaanse Después de Lucía (Michel Franco, 2012) hoop ik binnenkort in de bioscoop te mogen zien, maar wat in de geluiden die ik daarover tot dusver heb gehoord echoden klanken als Afterschool (Antonio Campos, 2008) en ‘Haneke’ door. Soms mengen trieste thema’s zich met absurdisme, zoals in – het wederom Argentijnse - El Muerto Y Ser Feliz (Javier Rebollo, 2012), een road movie over een huurmoordenaar stervende aan kanker. De film maakt excessief gebruik van voice-over: in de voice-over horen we vaak wat er in de film gebeurd ‘Hier zien we dit en dit personage op dat en dat plein’ en is daarmee vrij irritant en onnodig, waardoor de omstreden status van voice-over benadrukt wordt. Anderzijds blijkt de voice-over veelal ook functioneel; het legt de kijker allerlei culturele referenties uit, die de meeste niet-Argentijnen anders niet zouden zijn opgevallen. Het meest effectieve voorbeeld is het moment dat de auto waarin Santos en zijn vrouwelijke compagnon aangehouden worden door een grenswachter: de voice-over vertelt ons dat de Spaanse Santos met een Argentijns accent tegen de agent probeert te praten, maar dat het duidelijk klinkt als een Spaanse imitatie van een Argentijns accent. Hiermee wordt niet alleen een droogkomisch effect gegenereerd, maar blijkt ook dat de film gericht lijkt op een niet-Argentijns (Westers?) filmfestivalpubliek, en daarmee niet een categorie van Wereldcinema is die juist reflecteert of enkel commentaar geeft op een lokale context, maar grensoverschrijdend is en misschien wel helemaal niet voor het lokale publiek als doelgroep heeft.

Hoewel het festival dus af en toe een contextuele geschiedenisles vergt en ook veel zware kost biedt, ik zelf enorm houd van dit soort compromisloze cinema (de Mexicaanse Haneke? Kom maar op!), is het voor de filmgangers die meer van een laagdrempelige manier van festivalbezoek houden geen reden om thuis te blijven. De kleinschaligheid van het festival en de gezellige sfeer (gecreëerd door lichtjes, vlaggetjes, tafelkleedjes, tangodansers en posters met bandieten) in het Louis Hartlooper Complex doen die heftige politiek en sombere thema’s juist vaak even doen vergeten.